Schrijft over geschiedenis en religie
 

Legenda aurea

Jacobus de Voragine (1226/1230-1298) was een dominicaan, afkomstig uit het gebied van Genua en vanaf 1292 aartsbisschop in die stad. Zijn faam als auteur heeft hij vooral te danken aan zijn werk Legenda aurea. Hierin bespreekt hij de levens van heiligen, maar ook kerkelijke feesten, vastendagen en zelfs besteedt hij aandacht aan de islam.

Wilfried Uitterhoeve, destijds redacteur van de Nijmeegse uitgeverij SUN, gaf ruim dertig jaar geleden de aanzet tot het project. Voor een van zijn uitgaven verdiepte hij zich in de levens van heiligen. Vaak stuitte hij dan op verwijzingen naar het werk van Jacobus de Voragine, maar er was geen moderne Nederlandse vertaling beschikbaar. Hij vroeg daarom aan Ton Hilhorst en Carolien Hilhorst-Boink om het werk te vertalen. Het hele project zou twee jaar duren, dachten ze in 1991. ‘Dat is dus helemaal niet gelukt’, is de nuchtere constatering van Ton Hilhorst.

Zo’n middeleeuwse tekst is vaak overgeschreven. De Legenda aurea was voor die tijd een bestseller en er zijn wel duizend exemplaren van gemaakt. Fouten bij het overschrijven zijn onvermijdelijk: zoek dan maar eens uit wat de correcte versie is. Vaak kunnen vertalers zich baseren op een wetenschappelijke tekstuitgave: dan hebben anderen dat speurwerk al gedaan. Maar zo’n uitgave van de Legenda aurea kwam er pas jaren nadat het echtpaar Hilhorst aan het vertaalwerk was begonnen.

Het werd hun in de loop van de tijd ook steeds duidelijker hoe de Legenda aurea de beeldende kunst had beïnvloed. Elke kunsthistoricus kent het belang van het werk en een Nederlandse vertaling werd in hun kringen dan ook bij voorbaat enthousiast ontvangen. ‘We hebben toen besloten dat er ook een flink aantal voorbeelden daarvan gegeven moesten worden. Het boek bevat tachtig bladzijden met illustraties van kunstwerken uit verschillende tijden.’

Vertalingen van de Legenda verschenen er trouwens al in de middeleeuwen: in het Middelnederlands, maar ook in onder meer het Frans, Duits, Engels, Italiaans, Catalaans en IJslands. ‘Dat is op zichzelf een onderwerp waar nog veel over te studeren valt: wat je in het Duits het Nachleben noemt, hoe het met het boek gegaan is toen het eenmaal uitgekomen was en hoe de mensen erover geoordeeld hebben. Je kunt wel zeggen dat het een bestseller is geweest in de veertiende en vijftiende eeuw. Tijdens de Renaissance moest men er niets meer van weten. Na de achttiende eeuw is de belangstelling voor het boek weer teruggekomen. Je zou kunnen zeggen: het is terug van weggeweest.’

Eigenlijk schreef Jacobus helemaal niet voor een groot publiek. Het was een hulpmiddel bij de prediking voor zijn mede-dominicanen, legt Hilhorst uit. ‘Als ze de wereld introkken namen ze die exemplaren mee want iedere dag moest er gepreekt worden over de heilige van de dag. Jacobus heeft ervoor gezorgd dat die verhalen beschikbaar kwamen. Hij nam ze over uit oudere bronnen.’

‘Maar er was zeker een breder publiek voor. Naast de dominicanen waren er de franciscanen die het gingen gebruiken en daarnaast ook andere bedelorden zoals de karmelieten en de augustijnen.’ Verder vond het boek zijn weg naar andere lezers. Ignatius van Loyola las het toen hij herstelde van de verwondingen die hij op het slagveld had opgelopen. Het was een van de factoren die hem ertoe aanzetten het soldatenleven vaarwel te zeggen en de orde van de jezuïeten te stichten.

Jacobus was destijds niet de enige die levens van heiligen optekende. Waarom was juist zijn werk zo bijzonder populair? Een vraag die niet zo gemakkelijk te beantwoorden is, aldus Hilhorst. In vergelijking met zijn voorgangers heeft hij meer heiligenlevens opgetekend, constateert hij. Latere auteurs waren vaak ook kritischer: ze lieten verhalen weg die ze niet betrouwbaar vonden. ‘Jacobus doet dat niet. Hij excuseert zich af en toe door te zeggen dat een verhaal onbetrouwbaar is, maar vertelt het dan toch maar wel. Zo heeft hij dus een heleboel, ik zou haast zeggen smakelijke verhalen opgenomen.’

Maar vooral helpt het werk ons veel kunst uit de middeleeuwen te begrijpen. Bijvoorbeeld een schilderij van Geertgen tot Sint Jans: ‘De geschiedenis van het gebeente van Johannes de Doper’, dat in het boek is opgenomen. Het beeldt een groot aantal scènes van het verhaal uit. ‘Als je wil begrijpen wat daar wordt afgebeeld dan kun je daar heel goed de Legenda aurea bij halen.’ Hetzelfde geldt voor kunstwerken die ontstaan zijn vóór de Legenda aurea. Bijvoorbeeld de gebrandschilderde ramen in de kathedraal van Chartres, die dateren van de eerste decennia van de dertiende eeuw.

Opmerkelijk is ook dat hij een uitgebreide beschrijving geeft van het leven van Mohammed en van de wetten en gebruiken die bij de moslims golden. Dat had hij uit een boek van een auteur uit het zuiden van Spanje dat in zijn tijd nog islamitisch was. Hij was in zekere zin ruimdenkend: ‘Ook de joodse filosoof Philo van Alexandrië haalt hij met veel eerbied aan. Hij raadpleegde dus niet alleen christelijke auteurs.’

Jacobus de Voragine, Legenda aurea. Levens van de heiligen. Vertaald en ingeleid door Ton Hilhorst en Carolien Hilhorst-Boink

Uitgever: Boom

Pagina’s: 1112 | € 59,90

ISBN 978 90 2443 312 4

Artikel verschenen in Katholiek Nieuwsblad 21 oktober 2022/